Gebruik van ROM tijdens de behandeling

Het gebruik van Routine Outcome Monitoring (ROM) tijdens de behandeling. Sommige behandelaren doen het een beetje ‘omdat het moet’ en zien er het nut niet van. Anderen juist wel: zij gebruiken de resultaten ook in individuele behandelingen om gezamenlijk te beslissen over de voortgang.

Elsbeth Emsbroek (Psychologenpraktijk Oud West): “We hebben in de basis ggz maar een beperkt aantal zittingen en tijd. Met de ROM-vragenlijsten kan ik samen de cliënt goed kijken hoe het ervoor staat, hoever het staat met de afspraken uit het behandelplan en zo nodig de behandeling bijstellen.”

Ze haalt een voorbeeld aan. “Iemand kwam binnen met paniek en depressieve klachten. We zijn begonnen aan de behandeling en na vijf keer vulde hij de klachtenvragenlijst nog een keer in. Daaruit bleek dat zijn klachten waren verergerd. Dat gaf mij belangrijke informatie om de behandeling aan te passen, in dit geval zelfs met medicatie. Daar had ik anders mogelijk veel langer mee gewacht. Hierna ging het gelukkig snel een stuk beter en de cliënt kon alsnog de oefeningen vanuit de behandeling oppakken.”

“Met de juiste software kunnen we makkelijk samen kijken waar de klachten zijn verbeterd of verergerd. Beslissingen neem je uiteraard nooit blind op deze cijfers; er zit altijd een verhaal achter van de cliënt."

Elsbeth Emsbroek

Het verhaal achter de cijfers

“Met de juiste software kunnen we makkelijk samen kijken waar de klachten zijn verbeterd of verergerd. Beslissingen neem je uiteraard nooit blind op deze cijfers; er zit altijd een verhaal achter van de cliënt. Sterker nog, wanneer we er samen naar kijken kan de cliënt vaak goed duiden waarom een cijfer hoger of lager is dan de vorige keer. Dat verhoogt ook het eigen inzicht en de zelfredzaamheid,” legt Elsbeth uit.

“De cijfers vertellen nooit het complete verhaal. De SQ bevat bijvoorbeeld vragen over werkstress. Wanneer cliënten gedurende de behandeling een baan krijgen is dat meestal iets positiefs. Maar de score op de schaal werkstress gaat dan vaak omhoog, omdat iemand daarvoor alle vragen over werk met ‘nooit’ heeft beantwoord. Hierdoor kan het zijn dat de meting negatiever uitpakt dan het echte verhaal. Hier moet je altijd goed naar kijken met de cliënt.”

Klachtenspecifieke vragenlijsten

“Ik gebruik zelf de SQ maar de OQ zou ook kunnen. Daarnaast gebruik ik vaak meer klachtenspecifieke instrumenten zoals de Beck Depression Inventory (BDI) bij depressie, de schokverwerkingsvragenlijst (SVL) bij PTSS of de Penn State Worry Questionaire (PSWQ) bij een gegeneraliseerde angststoornis. Een klachtenspecifieke vragenlijst meet vaak beter de klachten waarvoor de cliënt hulp zoekt.”

“Een andere cliënt had bijvoorbeeld recidiverende depressieve episoden. Zij wilde proberen of ze de medicatie kon afbouwen. Ze begon wekelijks de BDI in te vullen. Met de BDI zagen we langzaam de klachten erger worden naarmate de medicatie verder werd afgebouwd. Uiteindelijk hebben we samen besloten de medicatie niet verder terug te dringen, ook omdat de cliënt aangaf dat ze verder geen last had van het medicatiegebruik.”

“Er hoort wel een praatje bij het plaatje en de juiste software die het visueel inzichtelijk kan maken. Maar als je dat op orde hebt werkt het heel goed om samen te beslissen om de behandeling aan te passen of door te zetten.”

Elsbeth Emsbroek

Klachten worden niet altijd gemeten door een generieke vragenlijst zoals de SQ. “Een cliënt heeft bijvoorbeeld een hevig auto-ongeluk gehad en zij functioneert verder prima, behalve dat ze heel angstig wordt als ze bijrijder is. Die klacht is te specifiek en komt daarom niet naar boven op algemene vragenlijsten. Al is het wel een behoorlijk hardnekkige klacht. Je moet hier wel meten met klachtenspecifieke lijsten om verschil in de behandeling te kunnen detecteren.”

Met de juiste software werkt het heel goed

“Cliënten vullen een lijst in zodra ze zich aanmelden en ik neem na circa vijf sessies weer een vragenlijst af. Dat geeft heel veel informatie. Bij het product kort gebruik ik het als eindmeting waarmee we kunnen bepalen of we inderdaad klaar zijn of dat er nog een vervolgtraject nodig is.”

Volgens Elsbeth vinden cliënten het fijn om inzicht te hebben in hun scores en deze te vergelijken. “Er hoort wel een praatje bij het plaatje en de juiste software die het visueel inzichtelijk kan maken. Maar als je dat op orde hebt werkt het heel goed om samen te beslissen om de behandeling aan te passen of door te zetten. De cliënt weet bijna altijd wel een score uit te leggen.”

Op je eigen klinische blik kan je niet altijd blind vertrouwen

“Het gaat niet altijd de kant op die je verwacht en dan kan je verder uitzoeken waar dat aan ligt. Soms slaat een behandeling niet aan, pas je de verkeerde toe of houdt een cliënt zich niet aan de afspraken. Maar daarvoor is het juist goed om te blijven meten zodat je dit snel door hebt en kan bijsturen.”

Elsbeth vertelt dat ze weleens dacht dat een cliënt na een aantal sessies verbeterde, maar de ROM liet juist het tegenovergestelde zien. “Dat werd tijdens de tussentijdse evaluatie ook door de cliënt bevestigd. Mijn gevoel en professionele inschatting zat er in dit geval naast. Op je eigen klinische blik kan je niet altijd blind vertrouwen. Tegelijkertijd heb je die klinische blik ook nodig als je vragenlijsten interpreteert.”

Heb je wat aan dit artikel?

Anderen misschien ook. Deel het artikel via één van de onderstaande kanalen.