De belangrijkste kenmerken van een houding die een therapeut moet hebben om goed, doelgericht te kunnen werken zijn:

Aansluiten bij de cliënt

Het is belangrijk dat de behandelaar zich afstemt op de hulpvraag, het tempo en het niveau van de cliënt. Dit betekent dat de behandelaar flexibel is en de cliënt niet dwingt in een vast stramien, maar samen met de cliënt kijkt wat het beste werkt. Tegelijkertijd is er wel sprake van een alerte houding waarbij de behandelaar probeert ingangen te vinden voor het samen zoeken naar nieuwe perspectieven en oplossingen.

Compassie en begrip

De behandelaar biedt compassie en begrip voor de situatie van de cliënt. Er is tijd om actief te luisteren naar het verhaal, en er is erkenning voor de last die de cliënt ervaart. De behandelaar behoedt zich er echter voor om te blijven hangen in wat er misgaat. Met een empathische houding stimuleren zij de cliënt om ‘uit te zoomen’ en een breder perspectief te zien. 

Normaliseren

In de basishouding is de behandelaar normaliserend over datgeen wat de cliënt ervaart. Het is logisch en begrijpelijk dat de cliënt zich in de huidige situatie rot voelt en met zijn huidige coping reageert. De behandelaar benadrukt dat het goed is dat de cliënt hulp zoekt om te onderzoeken of de coping op lange termijn het meest helpend is, en om op zoek te gaan naar alternatieve coping waarmee een toekomstige situatie mogelijk minder zwaar zou vallen. 

Oplossingsgericht

De behandelaar richt zich op het vinden van oplossingen in de breedste zin. In plaats van langdurige analyse van het probleem, wordt er gewerkt aan de stappen die de cliënt kunnen helpen vooruit te komen.

Directief/pragmatisch

De behandelaar heeft een directieve/pragmatische houding, die in balans is met het aansluiten bij de cliënt. Met deze houding probeert de behandelaar de cliënt aan te moedigen om nieuwe perspectieven te overwegen en stimuleert hij of zij de clients eigenaarschap voor het probleem, de oplossing en het proces. 

Vertrouwen in de eigen kracht van de cliënt

De behandelaar heeft vertrouwen in het eigen vermogen van de cliënt om zelf oplossingen te vinden. De cliënt wordt tijdelijk ondersteunt met een "kritisch en objectief oog" en een "duwtje in de goede richting", maar er is een positieve houding en basisvertrouwen dat de cliënt zijn eigen weg zal vinden en het herstelproces zelf verder kan dragen. 

Los kunnen laten en risico’s durven nemen

De behandelaar moet bereid zijn om de controle los te laten en ruimte te geven voor de cliënt om zelf keuzes te maken. Dit vraagt om het durven nemen van risico’s, zowel voor de cliënt als voor de behandelaar, waarbij er vertrouwen is in het proces en de eigen kracht van de cliënt.

Transparant en zelfkritisch zijn

De behandelaar moet open en eerlijk zijn in de communicatie met de cliënt en zichzelf. Dit betekent dat de behandelaar kritisch op zijn/haar eigen werkwijze en keuzes kan reflecteren, zodat er ruimte is voor verbetering en de hulpverlening optimaal blijft.

Minder gericht op je eigen wensen/behoeften 

De behandelaar moet zijn of haar eigen verwachtingen en verlangens loslaten, zoals het idee dat de cliënt volledig ‘genezen’ moet worden of afhankelijk is van de behandelaar om beter te worden. Het gaat erom dat de cliënt zelf regie krijgt over zijn of haar proces, met de behandelaar als tijdelijke begeleider.