Tijdig afronden bij stagnatie

dossier

Thema's / Tijdig afronden /

Tijdig afronden bij stagnatie

Vlakt de vooruitgang van een cliënt op zijn behandeldoel af of stagneert deze? En is er geen realistische verwachting op verdere verbetering binnen het aangeboden behandeltraject? Ook dan is tijdig afronden essentieel. 

In hoeverre is het zinvol om met deze patiënt de behandeling voort te zetten? Of moeten we onze beperkte middelen investeren in een patiënt die nog geen behandeling heeft ontvangen?

Onderzoek het gevoel van 'status quo'

Evaluaties spelen hierbij een cruciale rol: om stagnatie tijdig te signaleren en nog bij te kunnen sturen, en om vast te stellen dat er geen reële verwachting is van verdere verbetering.

Onder de cliënten die langdurige behandeling ontvangen, is er een groep waarbij de vooruitgang al geruime tijd stagneert. Interviews tonen aan dat er vaak een gevoel van "status quo" heerst: er wordt weinig vooruitgang geboekt, maar zowel patiënten als behandelaren kunnen elkaar moeilijk loslaten. Patiënten hebben behoefte aan houvast, terwijl behandelaren het vaak ‘eng’ vinden om ze los te laten (14).

Doet zich dit bij jou voor? Onderzoek deze status quo dan, bijvoorbeeld door je af te vragen: “In hoeverre is het zinvol om met deze patiënt de behandeling voort te zetten? Of moeten we onze beperkte middelen investeren in een patiënt die nog geen behandeling heeft ontvangen?” (8).

Waarom wél afronden bij onvoldoende behandeleffect?

Het tijdig afronden van behandelingen is essentieel om te voorkomen dat tijd en middelen worden besteed aan behandelingen die weinig tot geen gezondheidswinst opleveren. Dit voorkomt dat cliënten onnodig lang (op de verkeerde plek) in zorg zijn, wat de doorstroom bevordert en de wachttijden voor anderen vermindert.

Bovendien: het langdurig aanhouden van (niet-passende) therapietrajecten die weinig opleveren, kan averechts werken. Het kan leiden tot negatieve ervaringen of overtuigingen bij de cliënt, zoals: 'ik ben niet te helpen', 'therapie werkt niet voor mij want ik ben al een half jaar in therapie en voel me nog niet beter' of 'ik ben te complex om goed geholpen te worden'.

Oberjé et al. (14) benadrukken dat niet alle behandelingen zonder gezondheidswinst ineffectief zijn. Het voorkomen van (ernstig) gezondheidsverlies kan ook een doel zijn van de behandeling. Het kan nuttig zijn om een lange termijnplan te maken voor de zorg voor deze cliënt en concrete doelen te stellen voor de stabilisatie, zodat duidelijk is wanneer dit bereikt is.

tip icon

TIPS

Zo organiseer je structuur en reflectie

Voor het afronden van behandelingen is er vaak minder aandacht en is het beslissingsproces ongestructureerd (15). Zo kan je hier meer aandacht en structuur aan geven:

  • Bespreek (langdurige) lopende behandelingen en de overwegingen om deze af te ronden in teamvergaderingen: een ‘out-takebespreking’. Bevraag elkaar hierbij of het voortzetten van therapie zinvol is en hoe de therapie afgerond kan worden (8).
  • Bespreek afrondingen binnen intervisie en supervisie. Het kan waardevol zijn om te onderzoeken welke aarzelingen of zorgen een behandelaar ervaart en deze samen uit te dagen. Zie ook: Dossier Moeizame afrondingen.

Verwijzen, afschalen of overbruggen

Bij onvoldoende behandeleffect kan verwijzing naar een intensievere behandeling overwogen worden. Maar: verwijzing omdat een cliënt 'sneu' is, ernstig lijdt, of omdat het lastig is om geen alternatief te bieden, is niet wenselijk (8). Ook andere vormen van hulpverlening, het afschalen van zorg, of een geheel therapievrije periode zijn dus belangrijke opties.

Bij een verwijzing voor intensievere behandeling of andere hulpverlening is er vaak sprake van een (lange) wachttijd. Als behandelaar kun je de druk voelen om je cliënt in deze wachttijd te blijven ondersteunen. Dit is echter niet altijd nodig, verplicht of bevorderlijk. Overbrugging beperkt de doorstroom en ruimte voor nieuwe cliënten beperkt en geeft vaak een problematische boodschap naar de cliënt (8):

“Nadat geconstateerd is dat de patiënt niet geholpen kan worden op polikliniek A en beter af is op polikliniek B, wordt hem toch tijd aangeboden op polikliniek A, waar men juist niet veel voor de patiënt kan betekenen. Dan krijgt de patiënt de boodschap: ‘Op onze polikliniek kunnen we niets voor u betekenen, daarom verwijzen we u naar een andere polikliniek. Maar omdat daar voorlopig geen plek is, gaan we toch maar gesprekken met u voeren, ook al denken we dat die nergens toe leiden.”

Reinders en Boot (ref. 8, p.108)

Reinders & Boot (8) presenteren drie alternatieve opties:

  1. Bied geen overbrugging. De cliënt redde het immers, ondanks de klachten, ook al een (langere) tijd zelf vóórdat ze bij jou kwamen.
     
  2. Formuleer een duidelijke therapeutische doelstelling voor de overbruggingsperiode, die bij ‘polikliniek A’ geboden kan worden. Dit kan bijvoorbeeld enkele sessies voor het opstellen van een goed signaleringsplan zijn ter ondersteuning in de wachttijd.
     
  3. Bied de suboptimale behandeling aan zonder doorverwijzing voor een vervolgbehandeling.

Zie dossier Juridische kaders van beëindiging bij onvoldoende gezondheidswinst voor meer uitleg over de juridische kaders.