Wil je tijdig kunnen afronden? Zorg dat je hier ook tijdens de behandeling aandacht voor hebt door (bijvoorbeeld) regelmatig te evalueren, de behandelfrequentie af te schalen, doorlopend te werken aan een onderhoudsplan en te werken aan ‘fading-out’.
Regelmatig evalueren
Het evalueren van de behandeling speelt een cruciale rol in het tijdig afronden (5, 12). Sta regelmatig stil te staan bij de voortgang van de behandeling en het behaalde effect ten opzichte van de behandeldoelen. Zo:
Creëer je inzicht in waar jullie op het ‘pad naar afronding’ staan,
Zorg je voor duidelijkheid over hoe jullie daar gaan komen, en
Vergroot je de bewustwording dat de behandeling eindig is.
Voor meer informatie over het evalueren, hoe je dit kunt vormgeven en nuttige tools om hierbij te gebruiken, zie: Dossier Evalueren
Frequentie afschalen
In de beginfase van de behandeling kan het wenselijk zijn om een cliënt vaak te zien (bijvoorbeeld elke week), zodat er een goede start kan worden gemaakt met het werken aan de behandeldoelen. Naarmate er vooruitgang wordt geboekt, kun je in overleg met de cliënt de behandelfrequentie verlagen en/of de duur van de sessies verkorten. Dit heeft een aantal effecten:
De cliënt heeft meer tijd tussen de sessies om zelf aan de slag te gaan met het toepassen van nieuwe inzichten en handvatten.
Het biedt meer tijd om bijvoorbeeld stemmingsregistraties bij te houden of opdrachten uit te voeren. Deze informatie kan in een volgende sessie nuttig gebruikt worden om verdere stappen te zetten.
De cliënt kan zelfstandig ervaren wat er al goed/beter gaat – dit kan het vertrouwen in diens eigen kracht bevorderen.
TIPS: Zo breng je afronden onder de aandacht
Stel de vraag: 'Wil je nog een volgende afspraak'? Dit doe je als je merkt dat er voldoende vooruitgang is geboekt. Hiermee communiceer je dat een volgende afspraak geen vanzelfsprekendheid (meer) is. Ook kun je vragen: ‘Hoeveel tijd denk je nodig te hebben om aan de slag te gaan met hetgeen wat we vandaag hebben besproken?’. Dit benadrukt ook de verwachte eigen inzet.
Benoem de hoeveelste sessie het is Bijvoorbeeld door te zeggen; "We zien elkaar nu voor de zevende sessie van de vijftien keer" of "We zijn halverwege ons afgesproken half jaar". Dit is een reminder aan de gemaakte afspraken en dat therapie eindig is en kan een actieve houding stimuleren.
Biedt een ‘strippenkaart’ aan Dit is een aanbod van een aantal afspraken (bijvoorbeeld 3 a 5) die de cliënt naar eigen behoefte kan inzetten. De cliënt kan daarvoor zelf contact met jou zoeken om een afspraak in te plannen. Dit creëert een ‘oefenfase’ met de geruststelling van een beschikbaar vangnet wanneer nodig – het bevordert vertrouwen in eigen kracht en stimuleert autonomie. Voorkom wel ‘zwevende dossiers’: spreek een einddatum voor de strippenkaart af waarop je de cliënt spreekt voor definitieve afronding.
Vanaf het begin werken aan een onderhoudsplan
Een onderhoudsplan? Ja – het is beter om positief geformuleerde omschrijvingen te gebruiken, zoals onderhoudsplan, ‘behoud van resultaat’ of ‘blijven toepassen wat je hebt geleerd’. Het gebruik van negatief geformuleerde termen als ‘terugvalpreventie’ gaat uit van een negatief-verwachtingseffect (het zogenaamde nocebo-effect), wat een selffulfilling prophecy kan worden.
Werk al vanaf het begin aan zo’n onderhoudsplan. Wanneer je dit pas bij het einde van de behandeling doet, gaan er vaak veel waardevolle inzichten en handvatten die tijdens de behandeling opkomen verloren. Dit leunt zwaar op het geheugen of eventuele aantekeningen van de cliënt of behandelaar. Introduceer het onderhoudsplan daarom al aan het begin van de behandeling als ‘werkdocument’. Jullie vullen dit gedurende de behandeling telkens aan als er een belangrijk handvat, inzicht of gedragsverandering aan bod komt. De cliënt is zo gedurende de behandeling al actief bezig met het nadenken over de afronding en hoe die daarna op eigen kracht verder kan.
Het kan zeer waardevol zijn om het steunsysteem of netwerk van een cliënt ook te betrekken bij het onderhoudsplan. Dit kan bijvoorbeeld door met de naaste te delen wat er tot dan toe in het onderhoudsplan staat, te vragen om eventuele aanvullingen gebaseerd op hun kennis van de cliënt, en te bespreken hoe de naaste de cliënt kan ondersteunen in het toepassen van het onderhoudsplan. Dit kan de cliënt zelf doen (dit bevordert ook autonomie en eigen kracht) of de naaste kan meekomen bij een sessie. Ook bij de afronding kan een naaste betrokken zijn (zie: Dossier Afsluiten van behandelingen).
Fading-out: de cliënt als co-therapeut
Om tijdig af te kunnen sluiten, is het bevorderlijk om vanaf de start van de behandeling de verantwoordelijkheid voor het therapieproces met de cliënt te delen en de cliënt zelf eigenaar te maken van zijn of haar proces. Dit kun je doen door de cliënt als ‘co-therapeut’ te positioneren. De cliënt is in therapie om zijn eigen therapeut te worden; hij leert de vaardigheden om zichzelf in de toekomst (beter) te helpen (5). Waar de behandelaar aan het begin de regie voert om de cliënt als ‘co-therapeut’ op te leiden, kan de regie bij vooruitgang steeds meer bij de cliënt worden gelegd. Dit heet: fading out.
Dit kun je bijvoorbeeld doen door de cliënt te vragen naar diens ideeën en suggesties voor eventuele (vervolg-)stappen. Je maakt ruimte voor eigen inzichten en hypothesen in plaats van die zelf al te bieden. Met het proces van fading out is het de bedoeling dat de cliënt steeds meer zelf gaat dragen, waardoor het vertrouwen in zichzelf groeit en de cliënt de therapie minder nodig gaat hebben. Dit motiveert om een traject af te ronden (16).