Waarom kwam je bij In-Motion terecht?
“Ik werk fulltime op een administratiekantoor, in een team van vijf mensen. Door een zieke collega én een collega met ouderschapsverlof nam de werkdruk in ons team enorm toe. Meerdere keren klampte ik mijn leidinggevende aan om te zeggen dat het mij te veel werd. Maar daar reageerde ze nauwelijks op. Daardoor werd ik erg gestrest. Ik kreeg ik slaap- en concentratieproblemen, was altijd moe, had een kort lontje en piekerde veel.”
Welke hulp kreeg je van je behandelaar?
“Dat kon ik in eerste instantie lastig inschatten. We praatten over mijzelf en mijn situatie. Dat hielp mij in ieder geval om in te zien dat ik misschien te veel in mijn hoofd zit. Ook ben ik heel loyaal. Het type ‘niet lullen maar poetsen’. Maar of daar het probleem zat? Voor het derde gesprek nam de behandelaar mij mee naar een park voor een oefening.”
Wat was de oefening?
“Ik moest een paar minuten rondlopen en rondkijken. Dat deed ik, maar ik had geen idee waarop ik precies moest letten. Daarom bleef ik een eindje verderop staan wachten. Toen de behandelaar weer bij mij was, vroeg hij: wat heb je opgemerkt? Ik haalde mijn schouders op en noemde wat dingen: bomen, struiken, een vrouw met hond, een fietser, de lucht. Dat was niet helemaal wat hij bedoelde, het ging erom of ik bij mijzélf ook iets had opgemerkt. En of mij iets opviel wanneer ik naar de bomen en struiken keek.”
Wat wilde hij daarmee bereiken?
“Dat begreep ik eerst ook niet. Ik had bij mijzelf weinig gemerkt en aan de bomen en struiken zag ik ook niets bijzonders. Sommige waren groot, andere klein. Ik had wat vogels gezien. Om mij te helpen, vroeg de behandelaar: wat dóén bomen en struiken? Niet zoveel, vond ik. Ze staan door elkaar en bewegen wat in de wind. Dat laatste bleek belangrijk, want hij zei: wat valt je daarbij op? Ik dacht na en reageerde: ze gaan wat heen en weer. Hij lachte. Zag je ook bomen tégen de wind in bewegen? Nee, natuurlijk niet, dacht ik...”
Welke les wilde hij je aanreiken?
“Er zijn geen ‘goede of foute’ bomen en struiken: ze staan door elkaar heen en mogen er allemaal zijn. Ze zijn samen en bestaan. Ook bewegen bomen en struiken met de wind méé, nooit ertegenin. Zo zoeken ook wij, mensen, naar manieren om met onze omgeving en omstandigheden om te gaan. Maar dat doen we vaak zonder ons écht aan te passen. De behandelaar vroeg dat ook: of harder werken meebewegen is, of niet. Niet dus. Ik bewoog ik juist tégen de wind in, ten koste van mijzelf.”
Was dat een eyeopener?
“Ja, want ik zag het altijd als meebewegen, wat ik deed. Door harder te werken voorkwam ik immers gedoe met klanten of met mijn leidinggevende. Maar in feite was ik aan het vechten tegen mijn omstandigheden. En dat waartegen je vecht, vecht vaak minstens twee keer zo hard terug, legde de behandelaar uit. Ik schrok behoorlijk toen hij mij liet inzien wat daarvan de gevolgen kunnen zijn. In het ergste geval waai je om.”
Hoe paste je deze les vervolgens toe?
“Misschien klinkt het vreemd, maar ik zeg nu aan het begin van iedere werkdag, voordat ik ons kantoor binnenstap, ‘boom’ tegen mijzelf. Om mij er bewust van te blijven dat ik moet meebewegen. De behandelaar leerde mij dat ik mij daarvoor bewust moet zijn van mijn mogelijkheden én onmogelijkheden. Zo kan ik steeds eerlijk en op tijd aangeven wat mij wel en niet lukt.”
(Hoewel deze oefening echt gebeurd is, zijn het interview en de naam Jorik gefingeerd.)